Op 25 oktober 2013 kondigde de Vlaamse Regering via een persbericht het voorontwerpdecreet van handhaving van omgevingsvergunning aan. Met dit voorontwerpdecreet wordt verder uitwerking gegeven aan de conceptnota welke op 19 juli 2013 door de Vlaamse Regering werd aanvaard. De Vlaamse Regering kiest ervoor om geen afzonderlijk handhavingsdecreet omgevingsvergunning te maken maar om de bestaande decreten aan te passen. De krachtlijnen van deze handhaving zijn de volgende:
- De mogelijkheid tot bestuurlijke beboeting en het onderscheid tussen stedenbouwkundige inbreuken en misdrijven, zoals die nu reeds bestaan voor milieu. Hierdoor verdwijnt het instandhoudingsmisdrijf. Let wel op instandhouding in kwetsbare gebieden blijft wel een inbreuk. Stedenbouwkundige inbreuken kunnen enkel nog gestraft worden met exclusieve bestuurlijke geldboete en de misdrijven waarvoor het parket aangeeft niet tot vervolging te willen overgaan, zullen voortaan kunnen gesanctioneerd worden met alternatieve bestuurlijke geldboete.
- Bevoegdheidsuitbreiding voor de verschillende handhavers in geval van samenloop tussen stedenbouwkundige inbreuken of misdrijven enerzijds, en milieu-inbreuken of –misdrijven anderzijds.
- Het invoegen van bestuurlijke maatregelen in het VCRO. De figuur van de huidige minnelijke schikking heeft voortaan enkel nog betrekking op de herstelmaatregel.
- De instrumenten van zachte handhaving, met name de mogelijkheid tot raadgeving en aanmaning worden overgenomen in de VCRO.
- Onroerende goederen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een uitgevoerde herstelmaatregel of minnelijke schikking kunnen behouden blijven en komen in aanmerking voor een stedenbouwkundige vergunning voor het uitvoeren van een vergunningsplichtige stabiliteitswerken. Dit wordt bevestigd in een herstelattest.
- Bij elke veroordeling bepaalt de rechter een hersteltermijn. De veroordeelde is verplicht om het bevolen herstel binnen deze termijn te verwezenlijken, bij gebreke waaraan het bestuur ambtshalve het herstel kan uitvoeren op kosten van de veroordeelde.
- Het bestuur kan via een dading een bijkomende hersteltermijn afsluiten met de veroordeelde. Het bestuur, dat instaat voor de invordering van verbeurde dwangsommen, verkrijgt de bevoegdheid om een opeisbare dwangsomschuld niet of slechts gedeeltelijk in te vorderen, ongeacht of deze schuld zijn oorzaak vindt in een rechterlijk bevel dan wel een bestuurlijke maatregel. De Hoge Raad behoudt een gelijkaardige bevoegdheid voor wat dwangsomschulden, gegrond op de miskenning van een rechterlijk bevel, betreft.
- Het handhavingsbeleid wordt aangestuurd door een handhavingsprogramma.
Indien u meer informatie wenst daaromtrent, neem dan geheel vrijblijvend contact met ons op via info@enviroplus.be of telefonisch via één van onze kantoren.